ROEPING TOT BEDIENING

BEKERING

Doordat mijn ouders mij geen christelijke opvoeding gaven was ik op 20-jarige leeftijd volkomen onbekend met de Bijbel. Ik kende zelfs niet één Bijbels verhaal. Ik was volkomen ongelovig en het leek mij absurd om in een God te geloven. Naar de kerk gaan leek mij werkelijk het allersaaiste wat iemand kon doen.

Ik studeerde aan de Kunstacademie in Groningen en had maar één verlangen, namelijk om kunstenaar te worden. Het was gedurende deze periode, dat een bepaalde vraag zich zéér sterk aan mij opdrong, namelijk: Wat is de zin van het leven? Deze vraag achtervolgde mij dag en nacht en dwong mij naar het antwoord te gaan zoeken.

Toen ik begon te zoeken in de filosofie vond ik het antwoord niet. Toen ontmoette ik een majoor van het Leger des Heils. Zij gaf mij een Bijbel. Terwijl ik in deze Bijbel las kwam ik tot geloof in de Here Jezus. Maar waar was God? Hoe kon ik met Hem in contact komen? Ik wist niet hoe te bidden.

Omstreeks die tijd kreeg ik vrienden, die hasj en LSD gebruikten. Toen begon ik dit ook geregeld te gebruiken. Het gevolg was, dat ik in grote geestelijke nood kwam. Een groot angst-complex beheerste mijn leven. Ik begon aan achtervolgingswaanzin te lijden. Bovendien had ik aanvallen van razernij, zodat ik alles om me heen vernielde. Ook vloekte ik zéér zwaar en zéér hartgrondig. Kortom, ik raakte bezeten van boze geesten. Ik dacht, als er geen oplossing komt, wordt ik nog volkomen krankzinnig.

Toen werd ik door een oom uitgenodigd voor een Bijbelstudie. Op deze Bijbelstudie werd ik door een broeder uitgenodigd een zondagavond-dienst te bezoeken van de Pinkstergemeente in Stadskanaal. Toen de prediker een uitnodiging deed om de Here Jezus te ontmoeten, die zoals hij zei in ons midden was, gingen er bij mij duizend lampen branden. Ik wist héél zeker: dit is het, waar ik steeds naar gezocht heb. Toen hebben twee broeders mij tot de Here Jezus geleid en werd ik gered voor tijd en eeuwigheid. De Here Jezus verloste mij van al mijn zonden door Zijn dierbaar bloed, dat vloeide op het kruis van Golgotha. Hemelse vreugde stroomde mijn hart binnen. Ik was toen 22 jaar.

Een paar weken na mijn bekering zou ik op een zondagavond worden gedoopt door onderdompeling. Diezelfde zondagmiddag bezocht ik samen met een broeder en zuster een samenkomst in Emmen. Op de uitnodiging van de prediker ben ik toen naar voren gegaan voor gebed. Toen hij mij de handen oplegde in de naam van Jezus, gebeurde er iets wonderbaarlijks. Een zéér grote kracht stroomde door mijn hele lichaam binnen. Ik stond als het ware onder hoogspanning. Ik wist onmiddellijk: Dit is de kracht van God. Op hetzelfde moment genas de Heer mijn ogen en werd ik ook genezen van astmatische bronchitis. Tegelijkertijd verloste de Here Jezus mij van boze geesten. Ik voelde hoe ze uit mij wegtrokken, terwijl ze door mijn mond gilden als een varken. Jezus maakte mij waarlijk vrij! Toen ik ’s avonds gedoopt werd, had ik geen moeite om te getuigen van Mijn Redder. Enige tijd daarna doopte God mij in de Heilige Geest en mocht ik Hem prijzen en roemen in nieuwe tongen. Halleluja!

DE ROEPING

Vanaf mijn bekering had ik een groot verlangen om in de zending te gaan. Op een doordeweekse avond vierden we het Heilig Avondmaal op een bidstond. Toen de broeder, die het leidde, mij een stukje brood overhandigde, sprak hij tegen mij: “God toont mij een visioen. Ik zie zéér veel donkergekleurde mensen. Ik zie ook hoe jij hen het Evangelie verkondigt.” Dit gebeurde een paar maanden na mijn bekering. Enige tijd later riep de Heer mij om voor Hem te werken, als full-timer op het Christelijk Conferentie Centrum ‘de Bron’, bij Dalfsen. Dit heb ik anderhalf jaar gedaan. Hier gebeurde het op zekere dag, dat ik een profetie kreeg van zendeling Karel Hoekendijk. In deze profetie sprak de Heilige Geest tot mij, dat ik Hem moest toestaan mij te onderwijzen, omdat Hij mijn voeten wilde leiden over de hele wereld. Hij sprak: “Ik wil, dat je Mijn autoriteit zult gebruiken. Ik zal je daartoe zalven en kronen. Je zult machten der duisternis doen openbaren en breken onder de volkeren der aarde. Ik zal grote krachten op je leggen, opdat niemand jou zal eren, maar alleen Hem, die je gezonden heeft.” De Heer zei: “Mijn zoon, het is nog niet de dag, maar de dag zal komen, dat je zult staan in Mijn plan.” Dit gebeurde een jaar nadat ik tot bekering kwam. Het zou nog twintig jaar duren, voordat de Heer tot mij sprak: “Mijn zoon, nú is de tijd gekomen.”

DE VOORBEREIDING

Gedurende een periode van ruim éénentwintig jaar was ik in de leerschool van de Heilige Geest. God ging met mij een weg, die ik zelf nooit zou hebben gekozen. Maar Gods weg is altijd de beste. Het was een weg van grote eenzaamheid. Een weg van zéér vele en uiterst zware beproevingen. Menigmaal werd mijn levensboot gebeukt door zéér gevaarlijke stormen. De grote hemelse Smid legde mij in Zijn vuur en daarna op Zijn aambeeld om mij vervolgens te bewerken met Zijn hamer, totdat ik voldeed aan Zijn goddelijke plan. Gedurende deze tijd gaf de Here Jezus mij een bemoediging, die met geen pen te beschrijven valt. Hij gaf mij een vrouw, die werkelijk volkomen bij mij past. De Heer had mij geen groter en beter geschenk kunnen geven. Door de jaren heen was Loes, mijn vrouw, praktisch de enige, die mij bemoedigde en aanvuurde om door te gaan en op Jezus te blijven zien. Ik weet, dat de Heilige Geest het alles door haar deed. God, de Vader, heeft Loes en mij een zéér goed huwelijk gegeven en twee prachtige, mooie, lieve kinderen: David en Esther.

Nú IS DE TIJD GEKOMEN

Toen, in september 1991, was er een profetie in onze Gemeente in Groningen, waarin God tot mij sprak: “Mijn zoon, nú is de tijd gekomen. Ik zal in de nacht tot je spreken. Ik zal je wakker maken en Ik zal je zéér duidelijk de weg laten zien, die je zult gaan.” Een paar maanden daarna is dit inderdaad gebeurd. De Heilige Geest sprak toen ondermeer, dat Tanzania het eerste land zou zijn, waar de Heer me naar toe zou zenden. Nu was de tijd aangebroken om stappen te ondernemen. De Here Jezus maakte me duidelijk, dat ik mijn baan moest opzeggen. Ook sprak Hij: “Mijn zoon, ik wil niet, dat je de mensen om geld vraagt, maar Ik wil, dat je op Mij vertrouwt. Ik zal voorzien.” Ik wil geen kritiek hebben op al degenen, die wel om geld vragen. Maar dit is, wat de Heer persoonlijk tot mij sprak. Toen ik met deze dingen worstelde en in gebed was, gaf Gods Geest mij een gezicht: Zéér veel gouden munten vielen uit de hemel neer voor mijn voeten. Deze hoop gouden munten reikte tot aan mijn knieën. Maar het hield niet op. Toen sprak de Heilige Geest: Ik zal in al uw noden naar Mijn rijkdom heerlijk voorzien.

Een ander punt, waar ik me ernstig zorgen over maakte, was, dat mijn kennis van de Engelse taal op een zéér laag pitje stond. Vroeger op school heb ik wel Engels gehad, maar dat was héél lang geleden. Ik was nu 44 jaar oud. Kort voor mijn vertrek naar Tanzania gaf een zuster, die Engels doceert, mij nog gauw een stoomcursus van enkele avonden. Ik had nog nooit in het Engels gepredikt. Maar de Here stelde me steeds gerust met de woorden: “Kind, wees niet bevreesd, maar vertrouw Mij en zie wat Ik ga doen.”

HOE HET ALLEMAAL BEGON

De Heilige Geest had tot mij gesproken, dat Hij mij uitzond naar Tanzania in Oost-Afrika om daar het Evangelie te prediken. Ik kende absoluut niemand in dit verre land. Niemand in Tanzania had mij uitgenodigd om te komen. Maar ik wist, dat God tot mij had gesproken. En niet alleen tot mij, maar ook tot mijn vrouw had de Heilige Geest gesproken in een visioen. Mijn baan had ik opgezegd en ik was al drie weken bij huis. Ik was helemaal klaar om te gaan. Alleen er was één probleem: Het geld voor de vliegticket was er nog steeds niet. En een retourticket kostte ongeveer ƒ 3.000,-. Het was op een donderdag, dat we over de post ons bankafschrift ontvingen. Het bleek, dat er helemaal geen geld meer op de rekening stond. Dat was bepaald niet bemoedigend. Had ik wel goed naar de Heer geluisterd? Had ik Zijn stem wel goed verstaan?

Toen Loes mijn vrouw, diezelfde donderdag, alleen in gebed was, sprak de Here Jezus tegen haar: “Waarom boek je de vlucht naar Tanzania niet voor je man?” Loes antwoordde: “Heer, we hebben het geld niet.” Toen sprak de Here Jezus tegen haar: “Het geld is Mijn zaak.” Wat ben ik God onuitsprekelijk dankbaar, dat Hij een vrouw van geloof aan mijn zijde heeft gesteld. De volgende dag, vrijdagmorgen, nam Loes de telefoon en boekte in geloof mijn reis naar Tanzania. Toen nam ze een tweede stap in geloof en ging naar onze bank. Daar vroeg ze hoeveel geld er op onze rekening stond. De bankemployé antwoordde haar:” Mevrouw Prins, op uw rekening staat momenteel ƒ 4.000,-.”

DE EERSTE ZENDINGSREIS

Kort voor mijn vertrek naar Tanzania hadden we nog een bidstond. God sprak toen door een oudste van onze gemeente: “Mijn zoon, als je aankomt in dat land, zal je een man ontmoeten, die je meeneemt naar een gemeente.”

De reis naar Tanzania verliep zéér voorspoedig. Wel anderhalf uur bracht ik door bij de vliegers in de cockpit en genoot van alles om me heen. Het is namelijk zo, dat God mij in 1988 opdroeg om te leren vliegen. De Here Jezus gaf mij de kracht, de wijsheid en het geld om dit te doen. Ik heb mijn vliegbrevet gehaald om het te gebruiken voor het zendingswerk. Vanuit de cockpit had ik een prachtig uitzicht. Ik zag de Mount Kenya en de Kilimanjaro, de hoogste berg van Afrika, met eeuwige sneeuw op de top. Eén keer geland in Tanzania, kwam ik oog in oog te staan met de harde werkelijkheid. Nadat ik wat Amerikaanse dollars had omgewisseld in Tanzaniaanse shillings, kwam er een taxi-chauffeur naar mij toe met het verzoek of hij mij van dienst mocht zijn. Ik verzocht hem, mij maar naar een hotel te brengen in Dar-Es-Salaam, een miljoenenstad, ongeveer een half uur verwijderd van de luchthaven. Ik zei tegen de taxi-chauffeur: “Breng me niet naar het duurste hotel, maar ook niet naar het goedkoopste.” Hij antwoordde, dat hij wel wat wist. De taxi bleek héél oud te zijn. De zijramen ontbraken en toen ik plaats had genomen naast de chauffeur, zag ik hoe hij de auto startte door twee draadjes tegen elkaar te houden. Toen de taxi stopte voor een hotel, kwam er meteen een

bediende naar buiten om mijn bagage naar binnen te dragen. Deze hotelbediende, een grote bantoe-neger, bleek de man te zijn, waarover de Heer tot mij had gesproken. Hij was voor mij ‘de man met de waterkruik’, waarvan God zei, dat ik hem moest volgen. Toen ik de volgende morgen achter hem aan liep naar, wat ik verwachtte een gemeente, voelde ik me alles behalve ontspannen. Eigenlijk was ik diep in mijn hart bang. Terwijl ik achter hem aan liep, sprak de Heilige Geest tot mij: “Mijn zoon, dit wordt een bijzonder vreugdevolle dag.” Toen ik, na een hele tijd zo gelopen te hebben, een groot spandoek zag met daarop de naam van Morris Cerullo, greep ik moed. Enkele minuten later arriveerden we bij, wat leek op een grote loods vol met mensen, die aandachtig luisterden naar een prediker. Ik was zo blij en dankbaar, dat ik de hotelbediende een paar honderd shilling wilde geven voor een taxi terug. Maar ik had allemaal biljetten van duizend shilling. Intussen waren een paar broeders uit deze conferentie naar buiten gekomen. En één van hen vroeg mij: “Hoeveel geld moet hij hebben?” Ik antwoordde: “een paar honderd shilling.” Toen ging zijn rechterhand diep in zijn zak en haalde hij een paar honderd shilling te voorschijn, die hij aan de hotelbediende gaf. Deze nam toen direct afscheid en vertrok. Toen stelde ik me voor aan deze negerbroeders met de woorden: “Broeders, ik ben Eltjo Prins uit Holland. De Here Jezus heeft mij gezonden om hier het Evangelie te prediken. Hier ben ik.” Eén van hen, die Taddeüs bleek te heten en die ook het geld had gegeven, zei: “Kom maar achter mij aan broeder.” Ik volgde hem door het middenpad naar het podium, terwijl broeder John Price uit Amerika het Woord bracht. Broeder Taddeüs liet mij plaatsnemen op het podium, achter de prediker, naast de andere leidinggevende broeders.

Toen liet ik mijn ogen over de zaal met ± 1200 mensen, voor het merendeel bantoes, gaan, terwijl mijn hart jubelde van vreugde en dankbaarheid over de wonderbare leiding van God. Weken later vertelde broeder Taddeüs mij het volgende: “Ik zat op het podium aandachtig te luisteren naar de prediking van John Price, toen God tot mij sprak:” Mijn zoon, ga naar buiten.” Maar ik begreep niet waarom en bleef zitten. Toen sprak God voor de tweede keer tot mij: “Mijn zoon, ga naar buiten. Toen heb ik de Heer gehoorzaamd, hoewel ik niet begreep, waarom ik naar buiten moest.” Toen Taddeüs buiten kwam, was ik juist gearriveerd. Deze broeders en zusters hadden hun jaarlijkse Morris Cerullo Conferentie, hoewel broeder Cerullo zelf niet aanwezig was. Toen ik ongeveer tien minuten op het podium had gezeten, werd ik plotseling naar de microfoon geroepen en werd mij verzocht de reden van mijn komst uit de doeken te doen. Toen ik vertelde, dat ik uit Holland kwam en dat de Here Jezus mij gezonden had naar hun land om het Evangelie te prediken en dat God opwekking wilde geven, brak er een luid gejuich uit. Dit alles gebeurde op vrijdag. De organisator van deze conferentie, broeder Vernon Fernandes, die van Indiase afkomst is, nam mij op in zijn team van vijf mensen. Op maandagavond vertrokken we met de auto naar Sumbawanga, een plaats in het uiterste westen van Tanzania, dichtbij het Tanganyikameer, voor een vijfdaagse campagne en seminar. Sumbawanga was berucht en zéér gevreesd, tot in het buitenland, vanwege zijn toverkunsten. Hier woonden vele toverdokters, die de bevolking in hun macht hadden. Nadat we als team samen gebeden hadden, zei broeder Fernandes ineens tegen mij: “Broeder Prins, ik wil iets horen”. Ik begreep hem niet en antwoordde: “Broeder, wat bedoel je?” Nou, zei hij: “Ik heb je nog nooit horen prediken. Ik wil graag iets horen, voordat we beginnen. Wij gaan met zijn  vijven hier op het bed zitten en jij gaat tegen ons prediken.” Onmiddellijk begreep ik, dat de duivel hem aanviel met de woorden: “Je hebt Prins nog nooit horen prediken. Stel je voor, dat hij een verkeerde boodschap brengt, dan zit je straks goed in de problemen.” In deze campagne en seminar zou ik n.l. twee keer per dag het Woord brengen. Eén van de broeders van ons team zou mijn tolk zijn. Maar er was geen tijd meer om te denken of om te bidden. De vijf broeders gingen naast elkaar op een bed zitten en ik moest direct beginnen. Ik had nog nooit eerder in het Engels gepredikt. Dit was de vuurdoop! Toen ik mijn Engelse Bijbel opensloeg, viel mijn oog op het gedeelte, waar Petrus en Johannes de tempel willen binnengaan bij de Schone Poort. En waar Petrus tot de verlamde sprak: “Zie naar ons. Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb, dat geef ik u. In de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!” Terwijl ik mijn mond opende, legde de Heilige Geest de woorden in mijn mond. In het Engels uiteraard. Ik voelde een wonderlijke zalving van God over mij komen en ik sprak alsof ik niet voor vijf, maar voor vijfduizend mensen stond te prediken. Na ongeveer twee minuten begonnen de ogen van broeder Fernandes eigenaardig te fonkelen. Na drie of vier minuten sprong hij op en vloog me om de hals. Ik was geslaagd! Hallelujah!

De Here Jezus gaf een geweldig opwekking in Sumbawanga en een machtige doorbraak van de Heilige Geest. Zéér velen werden wonderbaar gered. Velen werden genezen door God van allerlei ziektes en kwalen en gebondenheden. Op één van deze dagen, terwijl ik me voorbereidde in gebed, sprak de Heer: “Mijn zoon, vandaag zal Ik Mijn Geest uitstorten op de mensen, zoals op de dag van Pinksteren. Nadat ik het Woord had gebracht, viel de Heilige Geest op de mensen, zodat allen vervuld werden en God begonnen te prijzen in nieuwe tongen. Verder prediken was niet mogelijk. Een hele tijd ging dit zo door. Broeder Fernandes probeerde op een gegeven moment de zaak weer onder controle te krijgen. Maar het lukte hem niet. De mensen blijven God verheerlijken in nieuwe tongen. De Heilige Geest had de zaak volkomen onder controle. Prijs de Heer!

Tijd en ruimte ontbreekt om al de wonderbare dingen te verhalen, die de Here Jezus op deze eerste reis

deed.

Tot slot wil ik nog met u delen hoe de Heer mij in februari 1993 naar IJsland leidde. Toen ik na tweeënhalve maand terugkwam uit Tanzania, zei Loes tegen mij: “God gaat je ook naar IJsland zenden. Hij heeft me dit laten zien in een gezicht.”

Maar eerst zond de Heer me nog naar de Filippijnen. Dat was in november 1992. Deze reis kenmerkte zich door de opmerkelijk vele genezingswonderen, die de Here Jezus deed.

In februari van het jaar daarop vertrok ik naar IJsland. Dit zou de derde zendingsreis worden. Ook nu weer kende ik niemand in IJsland en niemand in dit land had mij uitgenodigd om te komen. Maar ik vertrok op grond van een openbaring door Gods Geest. Na aankomst op het vliegveld stapte ik in de bus, die mij naar Reykjavik zou brengen. Toen ik in de volle bus om me heen keek, zag ik hoe gesloten en in zichzelf gekeerd deze mensen waren. De moed zonk me bijna in de schoenen. Nadat de bus in Reykjavik naar enige hotels was gereden en er juist weer wat mensen waren uitgestapt, realiseerde ik me plotseling, dat ik nog de enige passagier was. Ik bad: “Heer, ik moet nu toch weten waar ik heen moet, want ik ben nog de enige.” De Heer maakte het goed met me. In een oud nummer van het blad Nieuw Leven van Johan Maasbach had ik eens iets gelezen over IJsland. Daarin werd een zekere Filadelfia-Gemeente genoemd. Terwijl de buschauffeur buiten bezig was de koffers van de passagiers uit de bagage-ruimte te halen, bracht de Heilige Geest mij dit weer in gedachten. Toen sprak Gods Geest: “Vraag de chauffeur naar de Filadelfia-Gemeente”. De chauffeur antwoordde bevestigend en zei: “Stap maar weer in, ik breng u er wel heen.” Nadat de bus gestopt was voor het gebouw van deze Pinkstergemeente, zei de chauffeur: “Ik blijf hier op u wachten. Wanneer ze u niet ontvangen, dan komt u maar terug en zoeken we een andere oplossing.” Maar, prijs de Heer, ik werd ontvangen! Voordat ik naar binnen stapte, draaide ik me om en zwaaide naar de buschauffeur. Terwijl hij wegreed zwaaide hij terug.

Binnengekomen mocht ik kennismaken met de voorganger, broeder Haflidi Kristinsson. Na de kennismaking nam broeder Kristinsson mij mee naar een restaurant en bood mij een heerlijke maaltijd aan. Er werden afspraken gemaakt en ik mocht Gods Woord brengen op verschillende plaatsen in het land. In Reykjavik, Isafjördur, Vopnafjördur, Akureyri en Húsavík. Broeder Kristinsson organiseerde alles voor me.

Ik reisde steeds per vliegtuig. In totaal vijf binnenlandse vluchten, omdat de wegen vaak geblokkeerd waren door de sneeuw. Alles werd voor mij betaald. De zegen des Heren bleef niet uit. Mensen werden gered, genezen en vervuld met de Heilige Geest. Velen ontvingen een persoonlijk Woord van Profetie tot opbouw en bemoediging. Ontroerend was de enorme openheid, die ik aantrof in de gemeente in de stad Akureyri, in het uiterste noorden van het land. De voorganger van de gemeente zei: “Broeder Prins, ik wil graag, dat u precies doet wat de Heilige Geest in uw hart legt, wat het ook is.” Vrijwel alle leden van deze gemeente ontvingen een profetische zegen, waarin God wonderlijk sprak door profetie en openbaring.

Er is sprake van een opwekking in deze stad.

De avond voor mijn vertrek uit Akureyri, verzamelden zich verschillende gemeenteleden op het adres, waar ik logeerde. Eén van hen zei tegen me: “Broeder Prins, u sprak over de Geestesgaven. Wij zijn hier gekomen om dit te ontvangen.” Nadat ik hen nog wat meer had verteld over het gebruik van de Geestesgaven, legde ik ieder van hen de handen op in de Naam van Jezus. Allen begonnen toen één voor één te profeteren of een tongentaal met vertolking te geven. Slechts één van hen had nog wat drempelvrees. Van elke gemeente ontving ik een fijne gift, zodat ik na aankomst in Holland mijn vrouw ƒ 1,000.- kon overhandigen. Dank U, Jezus voor Uw wonderbare leiding en zalving.

Wanneer u dit leest, heb ik de honderdste reis achter de rug. Samen met Loes, die me nu op de reizen vergezelt.

Wij zien, samen met u, uit naar de geweldige dingen die de Heer nog gaat doen. Ook in Nederland! Het is eindtijd, dus oogsttijd! We willen ons door de Here Jezus laten gebruiken om deze oogst binnen te halen, want God wil dat Zijn bruiloftszaal vol wordt.